Nieuwsbrief December 2016

Het ontwikkelen en testen van biologische monitoring methodes

Extra gegevens zijn nodig om sommige soorten en habitats op een goede manier te kunnen monitoren in Wallonië. Om deze gegevens te kunnen voorzien, worden nieuwe methodes voor zowel de inventarisatie als de monitoring ontwikkeld. Dit vormt meteen ook het doel van ons deelproject A12.

© Jan Nijendijk

Begin 2016 ging deelproject A12 van start. De klemtoon ligt hierbij op Europees te beschermen habitats en soorten. Afgelopen lente en zomer werden er reeds methodes getest op het terrein door stagaires voor volgende soorten:

  • vliegend hert (Lucanus cervus)
  • mercuurwaterjuffer (Coenagrion mercuriale)
  • gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis)
  • blauwe vuurvlinder (Lycaeana helle)
  • rugstreeppad (Bufo calamita)

De resultaten worden deze winter geanalyseerd.

Daarnaast is in het kader van een thesis (ULG) een eerste methode ontwikkeld en getest voor het bepalen van de habitatstructuur en -functie van rotsachtige habitats, onder meer via vegetatieopnames. Ook een modellering om boshabitats in kaart te brengen is lopende en zal deze winter de eerste verspreidingskaarten opleveren.

Tot slot worden werkgroepen opgericht, onder meer om de gebruikte methodologiën in Vlaanderen en de buurlanden te bestuderen. Zo is de eerste werkgroep van start gegaan met de evaluatie van structuur en functies  van habitats.

Wie meer wilt weten over deze nieuwe methodes kan steeds onze collega van DEMNA, Lionel Wibail, contacteren.